Voorlezen telt! – Wiskundige vragen bij het voorlezen van prentenboeken

Onze gastblogster is Emke Op ’t Eynde. Zij werkt bij het Centrum voor Instructiepsychologie en -technologie van de KU Leuven aan een doctoraatsproject over de kwaliteit van de wiskundige interactie tijdens het voorlezen van prentenboeken.

De kleuters kijken er al naar uit: na de boterhammen samen met juf Laure een prentenboek lezen! Vandaag heeft juf Laure een prentenboek mee over Willemijn, en Willemijn wil graag een optocht zijn. Juf Laure neemt de kleuters mee in het verhaal van Willemijn en daagt hen ondertussen wiskundig uit: “Hoeveel bloemen zien jullie in de tuin van Willemijn?”, “Wie ziet er een cijfer op deze pagina?”, “Zou onze klaspapegaai groter of kleiner zijn dan Willemijn?”.

We kennen allemaal mooie en aansprekende prentenboeken voor jonge kinderen en lezen deze graag voor. En dat doen we niet zomaar: naast het plezier van het samen lezen en het introduceren van bepaalde thema’s, werken we aan de hand van prentenboeken ook aan de taalontwikkeling van jonge kinderen. Maar prentenboeken bieden nog meer potentieel! Ze kunnen ook helpen de wiskundige ontwikkeling van jonge kinderen een duwtje in de rug te geven. Dit werd recent aangetoond door Amerikaanse en Nederlandse onderzoekers en onderzoeken wij nu verder aan KU Leuven, in het Centrum voor instructiepsychologie en -technologie (Onderzoeksportaal (kuleuven.be)).

Maar hoe dan precies?

Onderzoek toont aan dat het voorlezen van prentenboeken de taalontwikkeling en wiskundige ontwikkeling van jonge kinderen bevordert. Maar wat maakt dat voorlezen dan zo effectief? Binnen het domein taal weten we dat de vragen die leerkrachten stellen tijdens het voorlezen van prentenboeken een cruciale rol spelen: uitdagende vragen die voortbouwen op het verhaal stimuleren de kinderen om talig mee te denken en een stap verder te zetten in hun talig denken. Ook voor wiskunde zou dit een verschil kunnen maken: vragen stellen die aansluiten bij het prentenboek en de kinderen uitnodigen om er met een wiskundige bril naar te kijken, laten hen toe wiskunde toe te passen in concrete situaties en wiskundig te leren van/met elkaar. Om hier beter zicht op te krijgen, onderzocht ik in het kader van mijn doctoraat de wiskundige vragen die leerkrachten stellen bij het voorlezen van prentenboeken.

Wiskundige vragen

Om de wiskundige vragen in kaart te brengen, nodigde ik zowel studenten van de educatieve Bachelor kleuteronderwijs als leerkrachten, die lesgeven in de derde kleuterklas en minstens één jaar onderwijservaring hadden, uit om deel te nemen aan mijn onderzoek. Ik bood hen verschillende video’s aan waarin een prentenboek werd voorgelezen door een kleuterleerkracht aan een groepje van kleuters. In de helft van de video’s las de kleuterleerkracht een prentenboek voor met een expliciete focus op wiskunde (vb. Willemijn wil een optocht zijn), in de andere helft gebruikte de kleuterleerkracht prentenboeken zonder deze expliciete focus (vb. Willemijn wil geen broertje). Na enkele minuten werd de video stop gezet en werd er aan de deelnemers gevraagd om de rol van de kleuterleerkracht over te nemen en één vraag te formuleren die vertrekt vanuit het voorgelezen prentenboek en die de ontwikkeling van de kleuters maximaal stimuleert. Ik was benieuwd naar de focus van hun vraag: stelden de deelnemers wiskundige vragen of niet?

Ja! De (toekomstige) kleuterleerkrachten stelden wiskundige vragen, maar dat deden ze niet allemaal even vaak en ook niet bij elk prentenboek. Prentenboeken zonder wiskundige focus lokten vooral niet-wiskundige vragen uit (vb. Wat betekent blèren? Hebben jullie thuis ook een step?). Bij de wiskundige prentenboeken nodigde meer dan de helft van de geformuleerde vragen kleuters uit om wiskundig te denken (vb. Hoeveel bloemen zie je? Als er nog twee apen zouden bijkomen, met hoeveel zijn ze dan?).

Uitdagende wiskundige vragen

In een volgende stap vroeg ik opnieuw aan de (toekomstige) kleuterleerkrachten om de rol van de leerkracht over te nemen, maar deze keer moesten ze één vraag formuleren die vertrekt vanuit het voorgelezen prentenboek en die de wiskundige ontwikkeling van kleuters maximaal stimuleert. Hierbij was ik benieuwd naar hoe uitdagend en complex de geformuleerde vragen waren: tot welke wiskundige gesprekken wilden ze de kleuters uitnodigen?

Om de mate van uitdaging en complexiteit na te gaan, maakte ik een onderscheid tussen twee grote groepen van vragen: vragen waarop het antwoord zichtbaar was op de prent (vb. Welk cijfer zien jullie hier op de prent?) en vragen waarop het antwoord niet zichtbaar was op de prent (vb. Hoeveel dieren zouden er op de volgende pagina bijkomen?). Binnen deze twee grote groepen onderscheidde ik nog twee extra niveaus naargelang de complexiteit van het denken dat van de kleuters werd gevraagd. 

De vragen die (toekomstige) kleuterleerkrachten stelden, daagden de kleuters in beperkte mate uit. Ze formuleerden vooral wiskundige vragen op het tweede niveau van complexiteit, waarbij het antwoord op de vraag zichtbaar was op de prent, maar wel vereiste dat de kleuters de zichtbare informatie moesten analyseren en samenbrengen om tot een antwoord te komen. Voorbeelden van zulke vragen zijn vragen die peilen naar specifieke kenmerken van zichtbare elementen op de prent (vb. Welke vorm hebben de ramen in Willemijns huis?) of vragen om verschillende elementen op de prent samen te brengen (vb. Aan welke kant zien jullie de meeste bloemen?). Daarnaast, maar beperkter, werden er ook meer uitdagende vragen op het derde en vierde niveau van complexiteit gesteld. Bij deze vragen was het antwoord niet zichtbaar op de prent (vb. Heeft jouw step evenveel wielen als die van Willemijn?; of  Hoeveel dieren zouden er op de volgende pagina bijkomen?). Ook hier maakte het type prentenboek een verschil: prentenboeken met een wiskundige focus nodigden (toekomstige) kleuterleerkrachten uit om meer uitdagende of complexe vragen te formuleren dan prentenboeken zonder wiskundige focus.

En hoe nu verder?

  • Prentenboeken maken een verschil! Leerkrachten formuleren meer en ook meer uitdagende vragen bij prentenboeken met een wiskundige focus. Of ze dat ook daadwerkelijk doen in hun klaspraktijk, ga ik observeren in een volgende studie.
  • Prentenboeken met een wiskundige focus nodigen sterker uit tot het formuleren van uitdagende wiskundige vragen. Zet daarom je wiskundige bril op als je een prentenboek kiest om voor te lezen aan je kleuters: kan je met het prentenboek ook wiskundige gesprekken met de kinderen aangaan? En houd die wiskundige bril aan tijdens het voorlezen zelf: zie je kansen om wiskundig denken te stimuleren bij je kleuters?
  • En last but not least: maak van prentenboeken voorlezen een fijn moment voor jou en je kleuters. En houd daarbij de betrokkenheid zo hoog mogelijk door niet alleen wiskundige maar ook andere, niet-wiskundige, vragen te stellen en te zorgen voor een gezonde mix tussen minder versus meer uitdagende vragen. Differentiëren kan zowel over de verschillende niveaus heen, als binnen één niveau.
  • Tip! De boeken “Met rekenogen gelezen” (van Bree & van Bree, 2011) en “Met rekenogen bekeken” (van Bree & van Bree, 2020) bieden heel wat inspiratie voor de selectie van wiskundige prentenboeken, mogelijke wiskundige denkvragen, en activiteiten gebaseerd op de prentenboeken.

Lees jij prentenboeken voor om wiskunde aan te brengen bij jouw kleuters? Laat het ons weten, en deel jouw favoriete prentenboeken en succesvragen!

Praktijkgerichte publicaties (in het Nederlands)

Wetenschappelijke publicaties (in het Engels)

  • Purpura, D. J., Napoli, A., Wehrspann, E., & Gold, Z. (2017). Causal connections between mathematical language and mathematical knowledge: A dialogic reading intervention. Journal of Research on Educational Effectiveness, 10(1), 116-137. https://doi.org/10.1080/19345747.2016.1204639
  • van den Heuvel-Panhuizen, M., & Van den Boogaard, S. (2008). Picture books as an impetus for kindergartners’ mathematical thinking. Mathematical Thinking and Learning, 10(4), 341–373. https://doi.org/10.1080/10986060802425539
  • Zucker, T. A., Justice, L. M., Piasta, S. B., & Kaderavek, J. N. (2010). Preschool teachers’ literal and inferential questions and children’s responses during whole-class shared reading. Early Childhood Research Quarterly, 25(1), 65-83. https://doi.org/10.1016/j.ecresq.2009.07.001

Bron afbeelding

  • Dykstra, L. (2014). Willemijn wil een optocht zijn (N. Smit, Illus.). Gottmer.

Een gedachte over “Voorlezen telt! – Wiskundige vragen bij het voorlezen van prentenboeken

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.