‘In onze klas zijn we allemaal vrienden’… Of niet?!

Door Eva Dierickx en Astrid Koelman

Het is een vaak herhaald mantra in veel kleuterklassen dat ‘we allemaal vrienden zijn’. De (ongemakkelijke) waarheid is dat kleuters, net zoals volwassenen, niet automatisch vrienden worden met iedereen met wie ze een ruimte delen of met iedereen van ongeveer dezelfde leeftijd.

Een kind vindt een ander kind niet noodzakelijk leuk. En ook als ze elkaar wel leuk vinden, willen ze misschien niet samen spelen. Dat is ok.

Door te zeggen dat we allemaal vrienden zijn of door andere kinderen steeds te benoemen als ‘je vriendje’ verwarren we kleuters en onderwaarderen we echte vriendschap. Een vriend is niet zomaar iemand anders van ongeveer dezelfde leeftijd. Een echte vriend is kostbaar. Het is iemand met wie je kunt lachen, die voor je zorgt en waar je graag bij vertoeft.

Als we vriendschap proberen te forceren, vragen we het onmogelijke van kleuters op een moment dat ze net sociale vaardigheden verwerven. Respecteer daarom de sociale keuzes van je kinderen.

Rond twee jaar kunnen kleuters al een voorkeur voor iemand tonen en refereren ze naar elkaar als ‘mijn vriendje’ (Parker et al., 2006). Kinderen noemen elkaar op deze leeftijd doorgaans vrienden als ze op hetzelfde moment met hetzelfde speelgoed spelen. Rond vier jaar wordt het idee van ‘beste vrienden’ voor sommige kinderen erg belangrijk en worden ze wat ongemakkelijk en onzeker over hun sociale relaties. Ze stellen zichzelf (of jou) allerlei vragen over wat het betekent om een vriend te zijn. Kunnen vrienden het oneens zijn met elkaar? Kun je meer dan een vriend tegelijk hebben? Moeten vrienden altijd samen spelen? Als ik met hem speel, moet ik dan mijn andere vriend opgeven?

Het antwoord op deze vragen is in de realiteit niet altijd eenduidig of eenvoudig. Probeer daar ook eerlijk over te zijn: vriendschappen zijn soms complex en moeilijk. Na een fikse ruzie kan de vriendschap (even) over zijn en gevoelens worden niet altijd beantwoord. Als leerkracht kan je kinderen in dit proces mee begeleiden en ondersteunen, maar forceer daarbij geen vriendschappen.

Waarom is vriendschap belangrijk?

Hoewel we niet ‘allemaal vriendjes’ moeten zijn met elkaar, is het verkennen van vriendschapsrelaties wel een belangrijke fase die bijdraagt aan de sociaal- emotionele ontwikkeling van kinderen (Hay, 2004). De eerste vriendschappen zijn voor kleuters proeftuinen in het leren omgaan met delen, competitie, zorgen voor een ander, conflicten, enzoverder. Vriendschap stimuleert ook de eigenwaarde van kinderen: vrienden geven elkaar complimentjes, bevestigen elkaar en zorgen voor elkaar. Daarnaast zoeken kleuters, net als volwassenen, hun vrienden op als ze hulp nodig hebben. Vriendschap biedt steun. Het zorgt daardoor mee voor een positief klasklimaat waar elk kind zich in thuis voelt (Khalfaoui et al., 2020; Kim, 2014). Vriendschap speelt ook een rol in de cognitieve ontwikkeling van kinderen. De aanwezigheid van een vriend geeft een kleuter vertrouwen en stimuleert hem om risico’s te nemen die nodig zijn voor cognitieve groei. En tot slot is vriendschap natuurlijk ook een bron van plezier (Parker et al., 2006; Reyes et al., 2012).

Hoe kan je vriendschap in je kleuterklas stimuleren, zonder te forceren? We geven je graag zeven tips:

TIP 1 Voorzie ruimte om samen of naast elkaar te spelen. Peuters (2,5 jaar) zijn vaak wel geïnteresseerd in anderen en willen in de buurt met soortgelijk speelgoed spelen. Je kunt ze al stimuleren in de verkenning van eerste vriendschappen door kleine hoekjes te creëren waar twee of drie kinderen comfortabel in elkaars buurt kunnen spelen.

Voor oudere kleuters kan je net spelsituaties of hoeken uitwerken waarbij kleuters elkaar net wel nodig hebben. In een bakkerij heb je bijvoorbeeld zowel een verkoper als een klant nodig en een dokter moet een patiënt hebben. Ook bij het bouwen van erg hoge torens heb je soms klasgenoten nodig die helpen bij het ondersteunen en aangeven van de laatste blokken terwijl je op een stoeltje staat.

Geef altijd ook de ruimte om zelfstandig te spelen of zich even terug te trekken. Samenspelen onder dwang zorgt niet voor echte vriendschap.

TIP 2 Jonge kleuters zijn nog erg op zichzelf gericht en begrijpen oprecht de gevoelens van anderen niet. Je kunt daarbij helpen door luidop gedrag van anderen te helpen interpreteren. ‘Kijk eens goed, ik denk dat ze de auto niet wil delen. Ze zegt nee,’ ‘Het lijkt erop dat Maria niet heeft begrepen wat je wilt. Toon je haar wat ze kan doen?’ of ‘Hij steekt zijn hand uit, ik denk dat hij met je wil spelen.’

TIP 3 Leer kinderen aan hoe ze aan spel kunnen deelnemen, hoe ze in spel kunnen ‘instappen’. Dit lijkt voor ons misschien vanzelfsprekend, maar het blijkt een specifieke vaardigheid te zijn waar kleuters wel een voorbeeld en hulp bij kunnen gebruiken. Zo kun je aan Jo, die al even staat toe te kijken een suggestie doen: ‘Misschien kun je vragen of de kok nog een ober nodig heeft?’

TIP 4 Vermijd ‘iedereen mag meespelen’ of ‘we sluiten niemand uit’. Geef kinderen de vrijheid om zelf te kiezen wanneer ze met wie spelen. Het is een recht in vrij spel om te kiezen wie wel of niet mag meespelen. Maar ondersteun dat dit respectvol gezegd wordt zonder anderen te kwetsen. Kleuters experimenteren nog met de notie van macht in vriendschap en kunnen door een beperkte woordenschat zich soms tactloos uiten. Het is niet ok om te zeggen: ‘Jij mag niet meespelen, jij bent niet mijn vriend.’ Maar wel: ‘Ik wil nu alleen spelen. Misschien spelen we straks samen?’

Leer kinderen gepaste woorden en strategieën aan om ook met de afwijzing om te gaan. Blijf beschikbaar om de gevoelens te erkennen en plaats te geven.

TIP 5 Ga met de kleuters in gesprek over vriendschap en sociaal gedrag. Handpoppen zijn hier dankbare hulpmiddelen bij. Doordat Meneertje Piepkonijn bang is dat zijn vriendin hem niet meer leuk zal vinden, kun je verduidelijken dat mensen meer dan een vriend kunnen hebben zonder de eerste te verliezen. Niet alleen kan een handpop helpen om het gevoel van kleuters onder woorden te brengen, het kan ook veiliger voelen voor een kleuter om tegen een handpop te praten dan tegen de meester of een vriendje bijvoorbeeld (Smegen & Oenema-Mostert, 2016). Een ander dankbaar vertrekpunt voor informatieve of persoonlijke gesprekken over vriendschap is het gebruik van prentenboeken. Prentenboeken kunnen een brug slaan tussen het abstracte concept vriendschap en de persoonlijke ervaringen van kleuters (Van der Wilt & van der Veen, 2018)

TIP 6 Bied vaste, toepasselijke zinnetjes aan. Kinderen die niet voldoende taalvaardig zijn, hebben veel baat bij vaste zinnetjes die ze in bepaalde veelvoorkomende sociale situaties kunnen gebruiken. ‘Jij bent aan de beurt’ en ‘Mag ik meespelen?’ zijn belangrijke korte zinnen die kinderen al kunnen gebruiken in sociale situaties zonder dat ze er elk woord van begrijpen (van der Zalm & Damhuis, 2014).

TIP 7 Romantiseer vriendschappen niet. Het benoemen van vriendschappen tussen jongens als meisjes als ‘liefjes’ kan verwarrend zijn voor kleuters en genderstereotype ideeën versterken. ‘Astrid en Rocco zijn liefjes’ is natuurlijk lief bedoeld, maar kan kleuters verwarren en vriendschappen verstoren (Cornelis, 2016).

Toon net door middel van bijvoorbeeld prentenboeken ook vriendschaps-rolmodellen: toon jongens en meisjes die bevriend zijn, maar ook kinderen met verschillende huidskleuren, achtergronden, met en zonder beperking die bevriend zijn met elkaar en samen avonturen beleven.

Leestip:

Dit is een licht bewerkt fragment uit het boek ‘Kleuterleerkracht‘ dat sinds september 2021 in de handel ligt.

Reactietip:

Hoe stimuleer jij vriendschappen in de kleuterklas? Vul jouw tips gerust aan in de comments.

Bronnen

  • Cornelis, A. (2016, januari 13). Ik speel niet met de jongens. [blogpost] van https://kleutergewijs.wordpress.com/2016/01/13/ik-speel-niet-met-de-jongens/
  • Coopman, C. (2011). Persoonlijkheid en vriendschap binnen de klas: similariteit en de rol van vriendschapskwaliteit. [Masterscriptie Ugent] Libstore. https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/789/440/RUG01-001789440_2012_0001_AC.pdf
  • Khalfaoui, A, García‑Carrión, R, Villardón‑Gallego, L. (2021). A Systematic Review of the Literature on Aspects Afecting Positive Classroom Climate in Multicultural Early Childhood Education. Early Childhood Education Journal, Vol. 49.
  • Kim, J. (2014). You don’t need to be mean. We’re friends, Right?”: Young Korean-American children’ s conficts and references to friendship. Journal of early childhood research, Vol. 12.
  • Parker, J., et al. Peer Relationships, Child Development, and Adjustment: A Developmental
    Psychopathology Perspective. [book auth.] Cicchetti D. & Cohen, D. Developmental Psychopathology: Risk, Disorder, and Adaptation. s.l.: John Wiley, 2006.
  • Reyes, C., et al. Classroom Emotional Climate, Student Engagement, and Academic Achievement. 104,
    2012, Journal of Educational Psychology.
  • Stanton-Chapman, T. L., & Hadden, D. S. (2011). Encouraging peer interactions in preschool classrooms: The role of the teacher. Young Exceptional Children, 14(1), 17–28. http://doi.org/10.1177/1096250610395458
  • Stanton-Chapman, T. L., Kaiser, A. P., Vijay, P., & Chapman, C. (2008). A multicomponent intervention to increase peer-directed communication in head start children. Journal of Early Intervention, 30(3), 188–212. http://doi.org/10.1177/1053815108318746
  • Smegen, I. & Oenema-Mostert, I. Rijke omgeving met poppenspel. Handpop als schakel tussen kind en leerkracht. September 2016, HJK.
  • Van der Wilt, F. & van der Veen, C. Vriendschap. Kinderboekenweek 2018. September 2018, HJK.
  • van der Zalm, E. & Damhuis, R. Door uitdaging meer taal. Weinig taal, toch in gesprek. 1, 2014, HJK, Vol. 42.

Een gedachte over “‘In onze klas zijn we allemaal vrienden’… Of niet?!

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.