Stellen we te eenvoudige vragen bij het voorlezen?

Interactief voorlezen bevordert de taalvaardigheid, maar cruciaal daarbij is wel dat kinderen genoeg uitgedaagd worden. De vragen die we stellen spelen een sleutelrol in hoeveel kinderen leren. Zijn de vragen die we stellen wel uitdagend genoeg? Een recente Amerikaanse studie bracht in kaart welke vragen kleuterleraren stelden en welke antwoorden ze uitlokten.

Wat bleek?

De Amerikaanse kleuterleraren stellen te weinig vragen en te eenvoudige vragen bij het voorlezen (Deshmukh et al., 2019):

  • Slechts 24% van de tussenkomsten zijn vragen.
  • 85% van de vragen die werden gesteld, werden juist beantwoord. Volgens de onderzoekers zijn de vragen dan te eenvoudig.
  • De meerderheid van de vragen die de leerkrachten stelden (52%) waren ja/nee-vragen.
  • 63% van de vragen lokten slechts een één-woord antwoord uit.
  • Doorgaans worden er wie-, wat-, wanneer- en waar-vragen of ja/nee-vragen gesteld. Waarom- en hoe-vragen komen te weinig aan bod.

We kunnen veel leren uit deze cijfers om het in Vlaanderen beter te doen.

“Wanneer 85% van de vragen juist wordt beantwoord, dan zijn de vragen die de leerkracht stelt eigenlijk te gemakkelijk” meent een onderzoekster die meewerkte aan de studie. “We willen niet alleen maar moeilijke vragen stellen, maar we moeten kinderen wel geregeld confronteren met uitdagende vragen die hun taal en denken stimuleren op de rand van hun kunnen.  Slechts 1 op 6 vragen werden beschouwd als uitdagend. Eigenlijk moet er gestreefd worden naar 2 op 5.” (Deshmukh et al., 2019). Hetzelfde geldt trouwens ook voor ouders. Veel ouders stellen helemaal geen vragen bij het voorlezen.

Stel meer waarom- en hoe-vragen

Bij waarom- en hoe-vragen is er 12x meer kans op langere en complexere antwoorden. Bijvoorbeeld, in plaats van “Zijn ze terug vrienden geworden?”, kan je vragen “ Hoe hebben deze vrienden hun problemen opgelost?”

Moeilijkere vragen, meer foute antwoorden: dat is niet erg

Bij het stellen van complexere vragen is de kans op een fout antwoord groter. Dat hoeft helemaal niet erg te zijn. Foute antwoorden zijn een mooie insteek om meer accuraat denken uit te lokken via ondersteunende hulp of hints. Zulke heen-en-weer conversaties nodigen net uit tot leren. Hoewel de kans op een fout antwoord dus groter is, toon je aan het kind dat het grondig en samen nadenken voorop staat. Doel moet zijn om bij een fout antwoord niet meteen het woord door te geven aan een ander kind, maar hem te ondersteunen in zijn denkproces, samen mee te denken (hardop denken) om zo tot een antwoord te komen. Wanneer een kind tot een uitgebreid antwoord is gekomen, is het altijd goed om ook andere kinderen dezelfde vraag voor te schotelen en op elkaar te laten reageren.

Hoe pak ik dat aan? Vragen op verschillende niveau’s

Het recente rapport van de VLOR over effectief begrijpend lezen (2019) biedt inspiratie voor een gevarieerde vraagstelling vanuit de taxonomie van Bloom. Het is belangrijk om bij het lezen vragen te stellen uit de verschillende categorieën. Het loont de moeite om dit lijstje van niveaus ergens bij de hand te hebben om na te denken over interessante vragen op de hogere niveaus (niveau 2-6):

  • Niveau 1: onthouden. Dit zijn vragen die nagaan of de kinderen de informatie uit de tekst hebben onthouden. Welke dieren heeft Jules gezien in de dierentuin? Hoe heet de pop van Marieke?Kasper en Flip
  • Niveau 2: begrijpen. Vragen die nagaan of de kinderen betekenis kunnen geven aan wat werd gelezen. De titel van het verhaal is ‘Kasper en Flip in de werkplaats’ (Klinting, 2013): Waarover denk je dat het verhaal zal gaan? Of vragen als: Hoe kwam het dat Kasper zo moe was? Kan je dat eens vertellen?
  • Niveau 3: toepassen. Vragen die nagaan of kinderen wat ze hoorden ook kMaxunnen toepassen in andere situaties. Vorige keer schreef Flip op het bord ‘Wij maken alles behalve fietsen.’ Zou hij nu ook iets op het bord schrijven? Wat zou hij schrijven? (Kasper en Flip in de werkplaats, Klinting, 2013)
  • Niveau 4: analyseren. Nagaan of de kinderen de informatie uit het boek kunnen analyseren. Vb: Bij ‘Max en de toverstenen’ (Pfister, 2013): Wat deden de muizen in het verhaal met de ‘goede afloop’ anders dan in het verhaal met de ‘slechte afloop’?
  • Niveau 5: evalueren. Peilen of de kinderen kritisch kunnen nadenen over het Leeuwverhaal, zich een oordeel kunnen vormen. Wat vind je van het einde van het verhaal? Zou jij de leeuw in de dierentuin ook plagen zodat die gaat brullen? (Wroooaaaaah!, De Ruiter, 2011)
  • Niveau 6: creëren. Vragen die nagaan of kinderen zelf nieuwe elementen of ideeën kunnen toevoegen aan het verhaal. Hoe denk je dat dit boek verder zal gaan? Stel je eens voor dat …, wat zou er dan gebeuren?

Bronnen:

  • Cahill R. (2019). Questions during shared book reading with preschoolers need to be more challenging. UTHealth News. Geraadpleegd op 21 augustus 2019, van https://www.uth.edu/news/story.htm?id=70699746-aed9-4b28-b157-a49a57e26413
  • De Ruiter, E. (2011). Wroooaaaaah! Hasselt: Clavis.
  • Deshmukh R. S., Zucker T. A., Tambyraja S. R., Pentimonti J. M., Bowles R. P., Justice L. M. (2019). Teachers’ use of questions during shared book reading: Relations to child responses. Early Childhood Research Quarterly, 49, 59-68.
  • Klinting, L. (2013). Kasper en Flip in de werkplaats. Utrecht: Veltman.
  • Pfister, M. (2013). Max en de toverstenen. Rijswijk: De Vier Windstreken.
  • Walsh B. A. & Blewitt, P. (2006). The Effect of Questioning Style During Storybook Reading on Novel Vocabulary Acquisition of Preschoolers. Early Childhood Education Journal, 33, 273-278. 10.1007/s10643-005-0052-0.
  • Vlaams Onderwijsraad (2019). Sleutels voor effectief begrijpende lezen. Inspiratie voor een eigentijdse didactiek in het basisonderwijs. Geraadpleegd op 23 augustus 2019, van https://www.vlor.be/publicaties/praktijkgericht-onderzoek/sleutels-voor-effectief-begrijpend-lezen

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.