Hoe zorgen we voor een warme opstap naar de kleuterschool?

Welke wegen leiden naar een nóg betere kleuterparticipatie? Wat kunnen we kwantitatief en kwalitatief veranderen in onze kinderopvang en ons kleuteronderwijs aan de allerjongsten?

Twee jaar geleden schreef Liesl Veulemans (blogbericht: Kinderopvang en kleuterschool: hoe kunnen we bruggen bouwen? Van 2 september 2015) al in haar blog over de bruggen die gebouwd moesten worden tussen de kinderopvang en de kleuterschool. Naar haar gevoel blijven kinderopvang enerzijds en kleuteronderwijs anderzijds vaak aparte eilanden op zich, weliswaar met eigen kwalitatieve accenten. Ze is ervan overtuigd dat jonge kinderen gebaat zouden zijn met een doorlopende lijn qua zorgdoelen, ontwikkelingsstimulering, manier van werken en begeleiden; en dit van bij de start. Een doorlopende lijn, waarbij de kwaliteiten van beide systemen worden meegenomen, en op die manier elkaar kunnen versterken.

Tijdens de studiedag vorige vrijdag 22 september omtrent “Schoolrijpe kinderen of kindrijpe kleuterschool”, georganiseerd door UGent, VBJK, Stad Gent en Steunpunt Diversiteit en Leren, werden ook vele antwoorden geformuleerd bij deze thematiek. Verschillende actoren uit opvang en onderwijs waren talrijk aanwezig en nieuwsgierig naar de onderzoeksresultaten en de good practices aangaande de transitie naar het kleuteronderwijs.

In geen enkel ander welvarend land is de kloof tussen de sterkste en de zwakste leerlingen groter dan in het Vlaamse onderwijs. Een zinsnede die alweer door merg en been gaat. Ja, we moeten ons onderwijs onder de loep nemen. Ja, aan de structuur van het huidige kleuteronderwijs is de afgelopen 40 jaar nog niets veranderd. Ja, we moeten ijveren voor meer begeleiders per kleuters en vieren waar we al goed in zijn.

Maar hoe, hoe gaan we die kloof dichten? Welke kwantitatieve maatregelen kunnen we nemen?

We zouden al een heel eind op weg zijn als er bij de jongste kleuters net als bij de voorschoolse kinderopvang tot 30 maanden één begeleidster per 8 kinderen geldt. Want zoals Elke Decruyenaere, schepen Stad Gent vertelt, “de zorgen van een kleuter stoppen niet aan 30 maanden”.

Als we dan meer begeleiding hebben, dan hebben we ook meer toezichtmogelijkheden op de speelplaats. Die speeltijd die uit onderzoek van Brecht Peleman (2015) een grote stress blijkt te veroorzaken bij de jongste kleuters. Samen met meer begeleiders, moeten we zorgen voor meer rustplekken, meer veilige speelruimte en meer spelmateriaal op de speelplaats. Werken met speelkoffers die per dag verwisseld worden, veel rollende voertuigen, een afgebakende zone voor de allerjongsten en voldoende begeleiders op de speelplaats zijn initiatieven die het betrokken spel op de speelplaats kunnen stimuleren.

Dat onze Minister van Onderwijs geen spaarpot heeft voor 1 begeleider per 8 jongste kleuters, dat kan ik me voorstellen. Al is het zeker een gemiste kans van onze overheid om Onderwijs niet als prioriteit te zien. Het zal zich later dubbel en dik terugverdienen. In tussentijd zijn er misschien andere kwantitatieve maatregelen die we kunnen nemen. Denk maar aan de afschaffing van het jaarklassensysteem. Zo eindig je op het einde van het schooljaar niet met een klas van 35 peuters en een collega die 20 driejarigen heeft. Bovendien kunnen de oudere kleuters de jongste kleuters veiligheid geven en helpen bij kleine zorgen.

Of wat denk je van het structureel verankeren van de buitenschoolse opvang met de kleuterschool zoals Hippo’s Hof in Gent? Voor de kleuters en de ouders zijn de kinderopvang en de school één geheel. Kinderbegeleidsters en leerkrachten vormen samen één team. De opvang vindt in de klas plaats waardoor de jongste kleuters en ouders nog meer duidelijkheid en structuur ervaren.

En welke kwalitatieve aanbevelingen kunnen een wereld van verschil maken?

Uit de reeks van beschouwingen die tijdens de studiedag aan bod kwamen, zijn deze bij me blijven hangen:

Met stip op één: de herinvulling van de professionele identiteit van de peuterjuf. Uit onderzoek van Katrien Van Laere (2017) blijkt dat leerkrachten het ‘zorgen voor’ niet als hun job of deel van hun professionele identiteit beschouwden. Ze ervaren een spanning tussen zorg en leren. Zo jammer vind ik, dat een leerkracht die echt de tijd neemt voor de fysieke en emotionele zorgen van de jongste kleuter gaat stressen omdat ze onvoldoende begeleide activiteiten kan uitvoeren. Is de kern van ons onderwijs dan niet dat we kleuters een gezonde emotionele basis willen geven die kunnen genieten van de ervaring van verbondenheid? Zo’n momenten van verbondenheid die we kunnen terugvinden in rustige middagmaaltijden of gezellige fruit- en drankmomenten. Deze momenten zijn ook leermomenten waar je als leerkracht even competent mag voelen als in het uitvoeren van een begeleide activiteit.

Op twee en drie noteer ik volgende kwalitatieve uitdagingen, zoals geformuleerd door Brecht Peleman:

  • Hoe kunnen we het pedagogisch potentieel van tussenmomenten herdenken, zodat ze zinvol en waardevol zijn voor de kinderen?
  • Welke plek krijgt de thuistaal in de school?

Zowel de invulling van de professionele identiteit, de waarde van de tussenmomenten en de bijzondere plek thuistaal kunnen we met onze studenten in de lerarenopleiding nóg uitvoeriger onder de loep nemen.

En tot slot heb je de ouders, die zeker een rode draad vormden doorheen de studiedag. In de slotfilm van VBJK ‘over de streep’ zetten Guust, Noë en Anna-Lisa hun eerste stappen in de kleuterschool. Hier gaat het om de figuurlijke streep weliswaar. Want de letterlijke streep, ja daar worstel ik, samen met andere lerarenopleiders, bijzonder mee. Ook collega Liesl Veulemans stelde zich eerder de vraag: Hoe ver (letterlijk!) mag je als ouder gaan wanneer je je kinderen naar school brengt (blogbericht van 17 mei 2017).

Ooit, heel snel hoop ik, komt de dag dat ik aan mijn studenten vertel: “weet je, vroeger waren er kleuterscholen waar een streep op de speelplaats getrokken was. Tot daar mochten de ouders komen om hun kind af te zetten en niet verder. Dat was de tijd dat de kloof tussen de sterkste en de zwakste leerling nog groot was.”

Gastblogger: Elke Martens, lector UCLL Bachelor Kleuteronderwijs

Bronnen:

Laevers, Ferre (aut., e.a.) (2014), Ervaringsgericht werken met kleuters in het basisonderwijs. Herziene editie, CEGO, Averbode

Van Laere, K., & Peleman, B. (2017). Educare: voorbij de opsplitsing tussen leren en zorg. Kleuters en ik, 34/1, 9-12.

Leestips:

Kon je er niet bij zijn? Op https://vbjk.be/nl/events/2017/9/schoolrijpe-kinderen-of-kindrijpe-kleuterschool vind je alvast de presentaties van de verschillende workshops en lezingen.

Beel, V. (22 september 2017). Kleuterscholen hechten teveel belang aan leren. De Standaard. Geraadpleegd 24 september 2017, http://www.standaard.be/cnt/dmf20170921_03086297

Lva (23 september 2017). Groot aantal spijpelende kleuters: dit zijn de oorzaken. De Morgen. Geraadpleegd op 26 september 2017, https://www.demorgen.be/binnenland/groot-aantal-spijbelende-kleuters-dit-zijn-de-oorzaken-ba4471ea/

Van Laere, K. Peleman, B. Pulinx, R. (2015). De instap: een warme opstap? Kleuters en ik.

(31); 4: 3 – 7.

Peleman, B. Lannoye, F. Boudry, C. (2015). Ik tel mee! Kinderen in de buitenschoolse opvang.

KIDDO (4): 23 – 25.

2 gedachtes over “Hoe zorgen we voor een warme opstap naar de kleuterschool?

  1. Ben al sinds 1995 kleuterjuf en heb de meerderheid van mijn carriere opgebouwd in de peuterklas. Een 10 tal jaar geleden lieten we de ouders de peuters afzetten tot in de klas maar nu gebeurd dat aan de poort zoals alle kleuters waar ik hen opvang of de collega kinderverzorgster. Nu blijkt dat de tweede manier veel vlotter gaat voor de peuters zelf, ze wenen veel minder nu en zijn sneller thuis aan de school. Ze begrijpen de grens tussen school en thuis beter en dat is aan de poort. Wij doen dit nu in het voordeel van de peuters en zeker niet voor de juf, integendeel. Blijkt beter te werken.

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.