Als ogen fonkelen: haal niet-schoolse gesprekken de kleuterklas in

‘Waar uitstappen?’
De trein nadert het station en het raden is begonnen.
‘Ja’, antwoord ik, ‘waar denk je?’
‘Hier!’ roept de kleuter. Hij is een jaar of vijf, schat ik, en heeft Afrikaanse roots, vertelt zijn mama.
‘Hier, denk je? En waarom denk je dat?’ vraag ik.
‘Hier steentjes en daar ijzer!’ fonkelen zijn ogen.

Hij had gelijk, die kleuter.
Over het perron.
En over gesprekken voeren met kinderen ook.
Want hij begon.

Bovenstaand tafereel maakte ik enkele weken geleden mee, op weg van Leuven naar Antwerpen. Vlak voor mijn neus, terwijl ik op weg was naar een vergadering, vatte een kleuter een van de belangrijkste resultaten van mijn doctoraatsonderzoek in levenden lijve samen: voer actief-productieve gesprekken met ons. Treingesprekken, keukentafelgesprekken, straatfeestgesprekken, … al dat soort gesprekken, maar dan in de klas. Met “ons” verwijs ik naar kinderen, en in het bijzonder kleuters met een niet-Nederlandstalige achtergrond.

Wat we in het onderzoek precies hebben bekeken? We weten dat het Vlaamse onderwijs zoals het er momenteel uitziet niet voor iedereen even goed werkt (Hirtt, Nicaise, & De Zutter, 2007). Uit grootschalig onderzoek blijkt namelijk dat sociale herkomst iemands schoolsucces in Vlaanderen sterk bepaalt (OECD, 2010, 2017). Dat noemt men ook wel de kloof tussen groepen leerlingen in het Vlaamse onderwijs. 

Actief-productieve gesprekken voeren met kleuters

Zijn er manieren om die kloof te dichten? Er zijn heel wat mogelijkheden te bedenken. In mijn doctoraatsonderzoek, dat ik onder begeleiding van professor Koen Jaspaert (KU Leuven) en professor Kris Van den Branden (KU Leuven) aan het Centrum voor Taal en Onderwijs heb uitgevoerd, zijn we onder andere gaan kijken naar het soort gesprekken dat leerkrachten met kinderen voeren (Frijns, 2017). We volgden daarvoor 11 leerkrachten en 109 kleuters met een Turkse achtergrond in de derde kleuterklas.

Wat blijkt? Er zijn grofweg drie interactiestijlen te onderscheiden: (1) non-productieve, (2) passief-productieve en (3) actief-productieve stijlen. Kleuters die in de klas actief-productief aangesproken worden, maken de grootste taalvaardigheidsgroei: ze mogen veel open vragen beantwoorden en krijgen veel ruimte om eigen ideeën in te brengen. En dat laatste blijkt niet alleen positief te zijn voor hun taalvaardigheid, maar ook voor hun zelfbeeld, zo blijkt uit ander onderzoek (Black, 2004). Kinderen die aan dergelijke gesprekken deelnemen, zien zichzelf als volwaardige participanten van het klasleven. Zij hebben het gevoel dat ze ertoe doen; hun inbreng wordt immers actief gehoord. Kinderen die aan non-productieve gesprekken deelnemen, voelen zich echter gemarginaliseerd, alsof ze niet echt meetellen in de klas.

Non-productieve interactie is een stuk minder succesvol als het gaat om taalvaardigheidsontwikkeling. Dat type interactie vormt desalniettemin een typische interactievorm in het onderwijs: de leerkracht stelt een vraag en de leerling moet het correcte antwoord geven (en geen ander). Non-productieve interactie bevat dus veel niet-authentieke vragen: de leerkracht kent het antwoord op de vragen eigenlijk al. Passief-productieve interactie, waarbij leerkrachten bijvoorbeeld vragen van kleuters beantwoorden zonder verdere interactie uit te lokken, eindigt volgens ons onderzoek tweede als het gaat om effectiviteit.

Vertelruimte en afluisterplekjes

Wat we uit dit onderzoek kunnen leren? Op z’n minst twee zaken:

 

  1. Haal niet-schoolse gesprekken de klas in en zorg voor ‘afluisterplekjes’. Uit ons onderzoek blijkt dat kleuters ook nieuwe woorden oppikken als ze actief-productieve gesprekken horen tussen de leerkracht en andere kinderen, terwijl ze zelf bezig zijn met een rustige opdracht aan de kleurtafel, bijvoorbeeld. Goede gesprekken ‘afluisteren’ werkt dus ook goed voor taalverwerving. Maar aan goede gesprekken participeren werkt wel het sterkst, en is ook erg belangrijk in het kader van het ontwikkelen van een positief zelfbeeld. Zorg dus niet alleen voor afluisterplekjes, maar geef ook alle kinderen vertelruimte.
  2. Houd je ogen gericht op wat je kleuters bezighoudt, waarvan hun ogen gaan fonkelen, als het ware. De meest productieve leerkracht in ons onderzoek zoekt in die gesprekken bijvoorbeeld aansluiting bij wat de kinderen graag doen. Naar een ver land op vliegvakantie gaan en daarvoor een kartonnen vliegtuig bouwen, piloten opleiden en eigenhandig boarding passes knutselen? Of een weg aanleggen voor alle auto’s van de klas? En voor de trein, om dan samen perrons te spotten?

 

Waarvan gaan de ogen van jouw kleuters fonkelen?

 

Carolien Frijns (Centrum voor Taal en Onderwijs, KU Leuven)

 

Leestip

In het nieuwe boek Taal leren bespreken onderzoekers en leerkrachten hoe we op school optimale leeromgevingen kunnen creëren voor taalverwerving, van kleuters tot volwassenen.

 

Illustratie:    Carolien Frijns

Referenties

Black, L. (2004). Differential participation in whole-class discussions and the construction of marginalised identities. Journal of Educational Enquiry, 5(1), 34-54.

Frijns, C., Jaspaert, K. (sup.), & Van den Branden, K. (cosup.) (2017). Als we ’t de kinderen vragen. Het potentieel van productieve interactie voor tweedetaalverwerving vanaf het prille begin. Leuven: KU Leuven.

Hirtt, N., Nicaise, I., & De Zutter, D. (2007). De school van de ongelijkheid. Berchem: EPO.

OECD (2010). PISA 2009 results: Overcoming social background – equity in learning opportunities and outcomes (Vol. 2). Paris: OECD.

OECD (2017). Where did equity in education improve over the past decade? PISA In Focus, 68, 1-6.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.