Er was eens …

Wist je dat er 4 verschillende eindes voor het sprookje van ‘Sneeuwitje’ bestaan? Zo hielden de gebroeders Grimm het bij de dienaar die struikelt bij het dragen van de kist van Sneeuwitje waardoor het stukje van de appel los schoot. Het is immers Disney die ons het romantische einde van de kus van de prins geeft, wat ze op hun beurt van een ander sprookje ontleenden.

Uit het onderzoek naar sprookjes in de Nederlandse literatuur van Vanessa Joosen (2012) kwamen deze en nog meer waarheden naar boven. De gebroeders Grimm maakten de volkse vertellingen eenvoudiger qua taal, stijl en structuur waardoor ze ook bij kinderen aansloegen. Disney maakte op zijn beurt de sprookjes grappig en romantisch, wat ook een voltreffer bij de kinderen bleek.

Of het nu de versie van Grimm, Disney of, meer recent, Hofman is die we gebruiken maakt volgens de onderzoekers niet veel uit. Het boeiende aan sprookjes is dat ze flexibel zijn en voortdurend in verandering zijn door schrijvers, illustratoren en vertellers. De mondelinge overdracht blijft voor hen van het grootste belang, Dat stukje geschiedenis dat door wie dan ook wordt doorgegeven en dat zo een belangrijk deel uitmaakt van onze ontwikkeling.

Zijn onze sprookjes wel geschikt voor kleuters?

In zijn onderzoek geeft Jozef Geboers (1988) aan dat sprookjes de grootste invloed hebben op kinderen tussen 3 en 6 jaar. Zijn grootste argument is dat een sprookje orde brengt in de chaos van het leven om zichzelf beter te begrijpen. Kleuters kunnen zich niet alleen identificeren met de figuren (zowel goed als kwaad) maar ook hun fantasie en emoties (angsten) verwerken. En dit alles in de veiligheid van een ver en vreemd land ‘ergens heel lang geleden’.

De aantrekkingskracht haalt Geboers bij de pre-operationele fase van Piaget waarbij het symbolisch denken centraal staat. Kleuters gebruiken dingen om iets anders voor te stellen. Een sprookje kan diezelfde rol vervullen. Als de symbolen van het sprookje passen bij de verwerkingen van hun eigen ervaringen op dat moment, dan wordt het sprookje goed onthaald.

Aan de slag: storytelling 2.0

Manja Grunson (2012) benadrukt voornamelijk troost, hoop en zelfinzicht als leermomenten vanuit sprookjes. De verbeeldingskracht is dé kracht van sprookjes die we als volwassene niet mogen rationaliseren door er zo veel mogelijk over te willen praten of betekenis te geven. “Wat betekent de wolf voor jou?” of “Wat denk je van klein duimpje?” zijn niet de vragen die we moeten stellen. Wel het samen genieten en mogelijkheden geven tot verwerking nadien (tekenen of naspelen). Open staan voor hoe kleuters ermee omgaan is volgens haar de beste houding, want elke interpretatie is mogelijk. De held in het verhaal kan 100 gezichten hebben. Elizabeth Danish (2013) haalt hier ook bij aan zo veel mogelijk sprookjes zonder prenten te vertellen. Zij zegt eerder via muzische elementen (geluiden of symbolen) de aandacht van de kleuters te houden zodat ze nog meer hun eigen invulling kunnen geven en de personages zo lief, lelijk of beangstigend te maken als ze zelf willen.

 

Het is niet al goud dat blinkt

Uit onderzoek van Danish E. (2013) blijkt dat kinderen (voornamelijk meisjes) die veel sprookjes lezen een lager zelfbeeld kunnen opbouwen omwille van de stereotype manier waarop prinsessen worden afgebeeld. Mooie slanke prinsessen die een prins nodig hebben om hen te redden. De tijden zijn veranderd, zou je denken en we moeten bijgevolg een ander beeld meegeven.

Daarnaast geven de onderzoekers aan dat sommige sprookjes ook heel gruwelijk zijn en op een beangstigende manier worden afgebeeld wat nachtmerries tot gevolg kan hebben.

Dan toch beter geen sprookjes lezen? Toch wel, maar onderzoekers raden aan dit te doseren. De kracht van sprookjes is belangrijk. En het is ook een deel van ons cultureel verleden dat we niet zomaar mogen schrappen. Er zit voor de sprookjesverteller ook veel nostalgie in het vertelmoment die we graag doorgeven aan de volgende generatie. Ook de gezelligheid die met het voorleesmoment gepaard gaat, delen we graag.

MAAR (Hier komt de ‘maar’) als we enkel sprookjes vertellen, geven we inderdaad stereotype beelden mee. Een variatie aan verhalen en een aanbod van verschillende contexten is nodig om het zelfbeeld van onze kleuters op te bouwen zodat de invloed van de sprookjes in evenwicht wordt gebracht.

Wie sluit uit dat bij het naspelen de meisjes niet gewoon de held mogen zijn en de prins in het nauw gedreven wordt? Wie sluit uit dat ik me enkel met roodkapje mag identificeren als ik me meer herken in de wolf? Wie sluit uit dat we de sprookjes niet mogen veranderen zoals zovelen voor ons hebben gedaan?

Zolang we maar lang en gelukkig leven, toch?

 

Bronnen:

Joosen V. (2012). Wit als sneeuw, zwart als inkt: sprookjes van Grimm in de Nederlandstalige literatuur. Lannoo campus, Leuven.

Geboers J. (1988). De betekenis van het sprookje voor de ontwikkeling van het kind. Geraadpleegd via: http://www.caleidoscoop.be

Gruson M. (2012). De magische kracht van sprookjes. Geraadpleegd via: https://www.jmouders.nl/vrije-tijd/lezen/voorlezen/de-magische-kracht-van-sprookjes

Danish E. (2013). Influence on Fairy tales on Children. Geraadpleegd via: http://www.healthguidance.org/entry/15745/1/Influence-of-Fairy-Tales-on-Children.html

4 gedachtes over “Er was eens …

  1. Interessante discussie. Laten we echter wel ‘Sneeuwitje’ als ‘Sneeuwwitje’ schrijven. Sprookjes zijn krachtig en tot de verbeelding sprekend. Ik vind zelf heel veel prentenboeken ook geschikt om als metafoor dienst te doen bij belangrijke levenslessen. Het zou zinvol zijn om een top 10 (of meer) te maken per thema. En daar allerlei activiteiten en suggesties voor bij te doen.

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.