Moeten we zorgen voor kleine kinderen of hen onderwijzen?

Bij ons in Vlaanderen leek het simpel, tot 2,5j lieten we voor de kindjes zorgen in de kinderopvang en daarna gingen ze naar school. In het eerste geval was de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin de politiek verantwoordelijke, in het tweede die van onderwijs. Die beleidsdomeinen vertaalden zich ook in de focus, respectievelijk zorg en onderwijs. Maar dat is geleidelijk aan veranderd vanuit de twee richtingen. Kleuteronderwijzers vegen meer kontjes op school en van onthaalouders en andere kinderopvangers verwachten we dat ze bewuster met het leren van de ukjes begaan zijn.

De site van Kind & Gezin, het agentschap van de Vlaamse Overheid dat de kinderopvang regisseert, laat dat blijken wanneer hij de arbeidskrachten in die sector rechtstreeks aanspreekt in de rubriek pedagogische aanpak.

“Je kinderopvang neemt een centrale plek in het leven van jonge kinderen in. Daarom is het belangrijk dat ieder kind zich goed voelt, geboeid bezig is en gestimuleerd wordt. Stem je aanpak dus af op de draagkracht, behoeftes en interesses van ieder kind. Enkel zo kan het zich ontplooien op zijn tempo. Want dat is waar kwaliteitsvolle opvang om draait.”

Internationaal stellen we een zelfde evolutie vast. Hoewel in heel wat landen nog verschillende ministeries verantwoordelijk blijven voor de 0-3 en de 3-6-jarigen overstijgt men in het denken rond de jongste levensjaren stilaan het schot tussen de leeftijdsgroepen. Visieteksten voor de brede leeftijdsgroep laten zich net zo goed lezen als de te volgen weg voor een deelgroep. De European Commission Working Group (Early Childhood Education and Care) bijvoorbeeld refereerde in 2014 aan alle zorg- en onderwijsverstrekkers voor 0 tot 6-jarigen: “… gericht moet zijn op het maximaal ondersteunen van het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen, zowel in het hier-en-nu als met het oog op een gunstige toekomst.” (Slot, 2016, 3)

8517079085_b46201bce2_bMaar een belangrijk verschil blijft dat ook bij ons professionals in de kinderopvang doorgaans laaggeschoold zijn terwijl kleuteronderwijzers in principe allemaal een professionele bachelor behaald hebben. Hoewel het woord kwaliteit ook in de reglementering van de kinderopvang meer en meer in de mond genomen wordt en niet enkel als het over infrastructuur of hygiëne gaat, was het tot voor kort toch vooral de kwantiteit die vooropstond (Vandenbroeck, 2016). Het beleid wou twee vliegen in een klap slaan: zoveel mogelijk goedkope opvangplaatsen scheppen en tegelijk laaggeschoolde vrouwen aan een job helpen.

Welk curriculum voor het jonge kind?

Zeggen dat zorg en leren hand in hand moeten gaan is een ding, maar invullen wat we willen dat de kleine kinderen leren in de kinderopvang en in de kleuterschool is nog iets anders. Martine Broekhuizen van de Universiteit van Utrecht en collega-experten pedagogiek van haar in 9 Europese landen vroegen het aan ruim 2500 ouders van 0 tot 6 jarige kinderen en 2700 pedagogische medewerkers die met hen werkten. Blijkt dat beide groepen pleiten voor een nadruk op soft skills zoals interpersoonlijke vaardigheden, omgaan met emoties en een persoonlijke leer- en werkhouding. Vanaf 3 jaar mogen daar voor hen hard skills zoals ontluikende geletterdheid en gecijferdheid en andere schoolse vaardigheden bijkomen.

Opmerkelijk in dit CARE-onderzoek is wel dat laag opgeleide ouders en ouders met een andere culturele achtergrond in verhouding meer belang hechten aan schoolse vaardigheden.  Ondanks die gelijkenissen in Europa blijven er markante verschillen. Nederland en Vlaanderen hebben geen curriculum voor de kleinsten, in Engeland en Noorwegen is er dat wel.

Belangrijker dan dat is de vraag of de brede ontwikkeling die ouders en professionals wenselijk achten in de praktijk gerealiseerd wordt.

Slot en haar CARE collega’s onderzochten dat. Ze vroegen de pedagogische medewerkers zelf te rapporteren over hun spel- en activiteitenaanbod.

onderzoek-slot-kinderopvang-kleuteronderwijs

1 wil zeggen dat ze iets nooit aanbrengen; 2: minder dan twee keer per maand; 3: twee tot drie keer per maand; 4: wekelijks; 5: twee tot vier keer per week; 6: dagelijks; 7 drie tot meer keer per dag.

Schoolse vaardigheden, in het bijzonder ontluikende geletterdheid, kwamen zoals verwacht eerder bij de oudste groep aan bod, maar zonder dat het ten koste ging van soft skills. Het beperkt aanbrengen van wetenschap en techniek, zeker bij de kleinsten, verrast u wellicht evenmin. De zelfrapportering zou zelfs nog een overschatting kunnen zijn van wat reëel aangeboden wordt.

Schoolse vaardigheden brengt men schools aan

Interessant aan het pas afgeronde CARE-project is ook dat men verder ging dan mensen bevragen. Het team ging observeren wat men met de 0 tot 6 jarigen deed in een aantal (goede) voorbeeldpraktijken bij 2-3 en 4-5 jarigen. De auteurs geven aan dat hun staal aan pedagogische praktijken in 7 landen weliswaar niet representatief was voor de onderzochte landen.

Markant is dat men wanneer men aan vaardigheden zoals ontluikende geletterdheid werkt dat in verhouding veel meer in grote groep doet, wat de diepgang van de geobserveerde activiteiten niet ten goede kwam. Explorerende activiteiten gaven dan weer een omgekeerd beeld: ze werden vaak in kleine groep gedaan en de kwaliteit van de interactie tussen pedagogisch medewerker en de kinderen was hoogstaander. Deze studie geeft de lezer de boodschap mee dat de interactiekwaliteit best is wanneer de pedagogisch medewerker met kleine groepjes kinderen werkt. Slot wijst er ook op dat veel van de activiteiten die traditioneel in de grote groep gebeuren net zo goed in kleine groep aangebracht kunnen worden. Gelijk heeft ze. Toch zouden we een nuance willen aanbrengen. Medewerkers in de kinderopvang en kleuteronderwijzers die met kleine groepen kinderen werken, interageren niet noodzakelijk veel en goed met de kinderen. Mijn ervaring in kleuterscholen leert me dat leerkrachten soms in de kleine groep werken om de organisatie vlekkeloos te laten verlopen en daar in de praktijk al te sterk op gefocust zijn. Bij knutselactiviteiten en ander aanbod waar heel wat materiaal aan te pas komt, trapt men mijns inziens vaakst in die val.

Wat is de impact van kwaliteit?

Heel wat studies tonen het belang van kinderopvang en kleuteronderwijs voor de rest van de schoolloopbaan aan, maar welke impact een kwaliteitsverhoging juist heeft, is niet zo eenvoudig aan te geven. Er zijn evenwel sterke aanwijzingen dat een curriculum waar een brede ontwikkeling nagestreefd wordt en waar plaats blijft voor zaken die niet direct aan de leergebieden van de lagere school te koppelen zijn zoals bv. fantasiespel en zelfregulatie belangrijk is. Dat geldt ook voor de interactievaardigheden van de pedagogische medewerkers. Hoe meer kwalitatieve interacties ze hebben met de kinderen hoe beter. Let wel, kwalitatieve interactie betekent dus niet dat de verzorger of leerkracht een aanbod moet leiden. Hij of zij kan ook meespelen. Kinderen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status zouden daar in verhouding nog het meest van profiteren.

Meer lezen

Het hele rapport van Pauline Slot is meer dan lezenswaardig en gratis downloadbaar. Het leeswerk beperkt zich tot een 12-tal pagina’s.

Daarnaast kan ik nog een andere gratis brochure in het Nederlands aanbevelen.

… en kijken

Extra bron

  • Vandenbroeck, M. e.a. ed. (2016) Pathways to professionalism in Early childhood education and care. Routledge.

Ik draag dit bericht op aan Moeke Mieke, een onthaalmoeder die 20 jaar geleden al voorbeeldig zorg aan leren koppelde. En aan liefde.

2 gedachtes over “Moeten we zorgen voor kleine kinderen of hen onderwijzen?

Geef een reactie op Pedro Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.