Ontwikkeling van vooroordelen bij jonge kinderen – waarom bruin niet minder en wit niet beter is…

 

 

 

Kinderen zien al verschillen tussen mensen op basis van huidskleur van zodra ze ongeveer 3 maanden oud zijn (Katz & Kofkin, 1997; Kelly et al., 2005). Jonge kleuters gaan langzamerhand huidskleuren ook associëren met ‘beter’ of ‘slechter’. Op basis van huidskleur worden zo zelfs in de kleuterklas vaak vrienden gekozen en klasgenoten uitgesloten van activiteiten (Boudry & Vandenbroeck, 2006;  Winkler, 2009).

 

Hoewel dit tegen onze intuïtie ingaat, toonden meerdere studies aan dat raciale en etnische attitudes van kleuters niet significant gerelateerd zijn aan die van de ouders (Hirschfeld, 2008). Een belangrijke vraag is dan ook; hoe ontwikkelen kinderen deze vooroordelen? Hoe komt het dat kleuters, ook wanneer het niet expliciet werd aangeleerd zich negatief uitlaten over andere/eigen huidskleuren?

De verstandelijke ontwikkeling van kleuters is een eerste mogelijke oorzaak. We weten dat kinderen érg veel leren op korte tijd. Ze doen dit onder meer door de wereld op te delen in vereenvoudigde categorieën en regels. Ze focussen daarbij voornamelijk op zichtbare en oppervlakkige criteria. Kleuters maken de veronderstelling dat mensen die op één vlak op elkaar lijken (bv. huidskleur/geslacht) ook op andere dimensies gelijkaardig zijn (bv. mogelijkheden en voorkeuren). Daarbij zijn kleuters geneigd om verschillen tussen groepen te vergroten en verschillen binnen groepen te verkleinen (Boudry & Vandenbroeck, 2006; Winkler, 2009; Levy, Rosenthal & Herrera-Alcazar, 2009).

De ruime omgeving van het jonge kind is een andere mogelijke oorzaak van de ontwikkeling van prille vooroordelen. Kinderen zijn gemotiveerd om de culturele en sociale normen te leren. Dit doen ze voortdurend en doorgaans impliciet, door het opdoen van ervaringen. Zij zetten ons dan ook een eerlijke spiegel voor van de sociale en maatschappelijke ongelijkheid die diep en soms subtiel in onze maatschappij genesteld is. Kinderen komen bijvoorbeeld in aanraking met erg verschillende leerkrachten; deze zijn groot, klein, dik, dun, ze hebben lange vlechten of krullen. Eén zaak hebben deze leerkrachten vaak wél gemeen met elkaar: hun huidskleur. Kinderen zien dergelijke patronen vrij snel in (Katz & Kofkin, 1997; Hirschfeld, 2008; Winkler, 2009).  Kinderen gaan vervolgens een verklaring zoeken (bv. intellectuele mogelijkheden) voor deze patronen, zodat ze de wereld ‘logisch’ kunnen indelen. Zo worden foute associaties dus snel gemaakt.

Omwille van deze verstandelijke en sociale factoren is het van belang dat kinderen vanaf jonge leeftijd geconfronteerd worden met een zo breed mogelijke diversiteit aan beelden en ervaringen (Boudry & Vandenbroeck, 2006).

Kinderen leren daarbij niet alleen door de beelden die ze te zien krijgen, maar ook door de beelden die ze niet te zien krijgen. Bekijk even de boeken in je klas, de prenten die je ophangt, de series die kinderen thuis bekijken en de favoriete popgroepen van onze kinderen… Welke kinderen zien zichzelf gerepresenteerd in gewone, dagelijkse rollen op televisie of in kinderboeken? Wanneer we enkel foto’s tonen van zwarte kinderen in thema ‘Op weg naar Afrika’ of ‘Iedereen is anders’, welke boodschap geven we onze kinderen op die manier (on)bewust mee?

Onderzoek toonde ten slotte aan dat diversiteit tonen niet voldoende is (Katz & Kofkin, 1997; Boudry & Vandenbrouck, 2006). Wat kunnen kleuterleerkrachten nog meer doen om vooroordelen en discriminatie bij jonge kinderen aan te pakken? Lees het hier! 

 

Bronnen

Boudry, C. & Vandenbroeck, M., (2006). Spiegeltje, spiegeltje… : Een werkboek voor de kinderopvang over identiteit en respect (tweede druk). Amsterdam: Uitgeverij SWP Amsterdam

Hirschfeld, L. A. (2008). Children’s developing conceptions of race. In S. M. Quintana & C. McKown (Eds.), Handbook of race, racism, and the developing child (pp. 37–54). Hoboken, NJ: John Wiley & Sons

Katz, P. A., & Kofkin, J. A. (1997). Race, gender, and young children. In S. S. Luthar & J. A. Burack (Eds.), Developmental psychopathology: Perspectives on adjustment, risk, and disorder (pp. 51–74). New York, NY: Cambridge University Press.

Kelly, D.,  Quinn, P., Slater, A., Lee, K., Gibson, A., Smith, M., Ge, L., & Pascalis, O., (2005). Three-month-olds, but not newborns, prefer own-race faces. Dev Sci. 8(6). 31-36

Levy, S., Rosenthal, L. & Herrera-Alcazar, A. (2009). Racial and Ethnic Prejudice among Children. in Lau Chin, J. (Red.) The Psychology of Prejudice and Discrimination (pp. 37-49). California: ABC-CLIO, LCC.

Winkler, E., (2009). Children Are Not Colorblind: How Young Children Learn Race. Pace (3)3. 1-8

6 gedachtes over “Ontwikkeling van vooroordelen bij jonge kinderen – waarom bruin niet minder en wit niet beter is…

  1. Vanuit mijn stage ervaring merkte ik ook op dat de blanke kleuters steeds zeiden dat het zwarte kindje iets had uitgespookt terwijl dit vaak zo niet was. Zo wordt hij vaak vals beschuldigd. Hoe pak je zo’n situatie dan het beste aan?

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.