Technologie: vriend of vijand?

Uiteindelijk wordt iedereen er mee geconfronteerd: kinderen worden geboren in een wereld vol technologie* waarvan soms zelfs nog geen sprake was toen hun opvoeders opgroeiden. Aangezien het dus niet aan de orde is om op eigen ervaringen en herinneringen af te gaan, vragen volwassenen zich vaak af waar precies de ‘gezonde’ grenzen liggen voor jonge kinderen en hun gebruik van tablets, GSM’s etc. ‘De relatie tussen jonge kinderen en nieuwe technologieën’ is bijgevolg een hot topic en brengt vaak heel wat discussies en dilemma’s met zich mee. Maar wat zegt het wetenschappelijk onderzoek over de meest geuite argumenten pro en contra?

Een veel gehoord argument is dat van de ‘digital natives’: kinderen groeien op met technologie, ze voelen zich er zeer snel mee vertrouwd. Het biedt hen veel leerkansen en deze technologie ontzeggen is kleuters de kans ontnemen zich goed voor te bereiden op de toekomst.

Onderzoek wijst echter uit dat kleuters noch aangeboren aanleg blijken te hebben voor technologie noch zich meteen comfortabel voelen bij het gebruik ervan. (Stephen e.a. 2008) Ouders denken dat kinderen het ‘allemaal gewoon vanzelf oppikken’ omdat ze niet bewust zijn van het verschil tussen de manier waarop zij gebruik met technologie aangeleerd kregen op latere leeftijd, en de manier waarop een leerproces plaatsvindt op kleuterleeftijd. Jonge kinderen ‘leren’ niet enkel op het moment dat ze specifiek instructies krijgen over de manier waarop een apparaat werkt. Ze leren vooral door observatie, interactie en het steeds opnieuw durven falen en herbeginnen.

Volwassenen leren kinderen dus onbewust veel aan door de interesse die ze zelf tonen voor technologie (constant op hun smartphone tokkelen?), het stellen van vragen, het geven van suggesties, samen met het kind op zoek te gaan naar oplossingen enzovoort. (Plowman & Stephen, 2007) Deze interactie blijkt ook veel meer leerkansen te bieden dan zogenaamde ‘educatieve’ spelletjes. Zelfs nieuwe tablets, die niet zozeer zijn afgestemd op de volwassen werkomgeving maar bewust inzetten op interactief spel, leveren relatief weinig leerrendement op ten opzichte van menselijk contact. (Morgan, 2010)

Maar, remt technologie de interesse in sociale interactie dan niet af? Het lijkt soms het leven van kinderen snel te domineren waardoor ze zelfs niet meer buiten willen spelen.

Vanuit de neurologie en –psychologie blijkt dat kinderen en jongeren inderdaad erg beïnvloedbaar zijn door het gebruik van welke technologie dan ook. Agressieve videogames hebben effectief gevolgen op psychosociaal welbevinden, concentratievermogen en slaapcomfort omdat het ‘jonge brein’ nog volop in ontwikkeling is. Tablets, games, smartphones etc. zouden rechtstreeks invloed hebben op de hersendelen die mede verantwoordelijk zijn voor het reguleren van depressieve gevoelens en verslaving. Deze kwetsbaarheid geeft volwassenen de verantwoordelijkheid kinderen te behoeden voor overmatig en/of eenzijdig gebruik van technologie. (Howard-Jones, 2011)

Het onderzoek dat specifiek bij 3-en 4jarigen en hun families in het Verenigd Koninkrijk werd uitgevoerd bevestigt gelukkig dat bijna iedere opvoeder deze verantwoordelijkheid opneemt en daarbij goed aanvoelt wat kan en niet kan. Meer nog, in plaats van urenlang afstompende spelletjes te spelen, ontdekken kleuters technologie thuis op hun eigen manier en hun eigen tempo. Uit dit contact met technologie ontdekken en ontwikkelen ze hun sociale vaardigheden. TV kijken en YouTube filmpjes worden bijvoorbeeld door kleuters veeleer als inspiratiebron gebruikt (scènes naspelen, deze in vraag stellen en bediscussiëren en herschrijven) dan als doel op zich en zetten zo aan tot interactie. (Of als middel om de huisregels een beetje te omzeilen. Lees: onopgemerkt langer op te mogen blijven ;-)) Spontaan gaat hun interesse dan ook uit naar de technologieën die deze interactie mogelijk maken. Kleuters kunnen tegenwoordig communiceren dankzij webcams, digitale fotocamera’s, emoticons enzovoort, zonder dat tijd, afstand of hun onvermogen te kunnen lezen of schrijven een probleem vormen. Kinderen hebben niet persé interesse voor technologie ‘op zich’ en hun houding ten opzichte van technologie wordt vooral gevormd door de manier waarop er thuis mee wordt omgesprongen. (Plowman & McPake, 2013)

En hoe zit het dan tenslotte met die broodnodige voorbereiding op de door technologie overspoelde toekomst? In deze discussie wordt terecht de vraag gesteld of de toestellen waarmee de kinderen nu in aanraking komen wel dezelfde technologieën zijn als degene die hun werkomgeving zullen domineren over 20 jaar… (Plowman & McPake, 2013)

Concreet in de klas?

  • Heb aandacht voor de diversiteit in de klasgroep wat betreft interesse en (thuis)ervaringen wanneer het om technologie gaat. Ervan uitgaan dat kinderen zich steeds vanuit min of meer dezelfde positie en achtergrond tot technologie verhouden is onterecht.
  • Kijk vooral vérder dan de technische vaardigheden die kleuters bezitten of dienen te leren om technologie te gebruiken. Begeleid hen in het ontdekken van de mogelijkheden die technologie geeft tot sociaal-emotionele en levensbeschouwelijke ervaringen!

*Technologie refereert hier zowel naar allerhande toestellen zoals computers, tablets, mobiele telefoons, Dvd-spelers, enzovoorts als naar de websites, games, interactieve verhalen etc. die via deze technologie bekeken, gelezen, gecreëerd… worden.

Bronnen:

Weisner, T. (2002). Ecocultural understanding of children’s developmental pathways. Human Development, 45, 275-281.

Takeuchi, L., & Stevens, R. (2011). The new coviewing:Designing for learning through joint media engagement. New York, NY: The Joan Ganz Cooney Center at Sesame Workshop.

Plowman, L., & McPake, J. (2013). Seven Myths about Young Children and Technology. Childhood Education, 89(1), 27-33.

McPake, J., Plowman, L., & Stephen, C. (2012). Preschool children creating and communicating with digital technologies at home. British Journal of Educational Technology. doi:10.1111/j.1467-8535.2012.01323.x

Morgan, H. (2010). Using handheld wireless technologies in school: Advantageous or disadvantageous? Childhood Education, 87(2), 139-142.

Howard-Jones, P. (2011). The impact of digital technologies on human wellbeing: Evidence from the sciences of mind and brain. Oxford, England: Nominet Trust.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.