We verkennen wel vaker de omgeving van de school met de kinderen. Meestal doen we dat heel gericht: we gaan op explo naar de bakker, de postbus of het containerpark omdat we een tijdje rond brood, post of afval werken. Wat buiten onze focus valt, negeren we, hoe bijzonder ook. Lopen we op ons pad langs een uithoek van een natuurgebied waar net een populatie vogelspotters is neergestreken in de hoop een zeldzame bonte vogel te fotograferen of langs een monument dat er al honderd jaar staat, de kans is groot dat we die mogelijke gespreksonderwerpen straal negeren. Het dorp of de stad verbindt al die plekken en de veranderende groep van mensen die ertussen wonen en werken. Het is de synthese waarover al je kleuters kunnen meepraten én bijleren. Daarom nodig ik je uit om het met de kleuters eens uitgebreid over hun dorp of hun stad te hebben.
Ja, hoe zouden jouw kleuters hun dorp of stad beschrijven? Als ze elk vijf beelden mochten selecteren, waarvoor zouden ze dan kiezen? Worden het foto’s van het flatgebouw waarin ze wonen, een zicht op het dorpsplein en de kerk die op een koper wacht, de schoolpoort met daarachter hun klas, het speelplein om de hoek en een voetgangersbrug over de rivier? Zouden ze ook tot een groepsbesluit kunnen komen en met welke woorden zouden hun keuzes verdedigen?
Wero, taal en zoveel meer
Elke leraar associeert de omgeving ontdekken met wero. Uiteraard gaat wereldoriëntatie hand in hand met taal. We benoemen wat we zien, lezen voor wat ergens gebeiteld staat, luisteren naar mensen die nog weten hoe waar we nu zitten eruitzag voor de school gebouwd werd. Maar het lijkt me ook een fantastische kans voor wiskunde.
Help hen een plattegrond te maken van hun dorp en laat hen de foto’s op de juiste plekken kleven. Hebben ze een idee hoe eraan te beginnen zonder eerst een plan te bekijken? We hebben ijkingspunten nodig. Het grote kruispunt in het centrum zouden we nooit als kenmerkend voor ons dorp typeren, maar het oriënteert ons. Het speelplein ligt niet alleen rechts aan het kruispunt, het ligt ook achter het voetbalveld. De afstand daartussen is veel kleiner dan die tussen het speelplein en de rivier. Hoe brengen we dat in kaart? Meten we in getelde passen of in wandeltijd? Hoe doen we dat? Hoe bepalen we trouwens wat boven- en onderaan onze plattegrond komt? Zetten we de school centraal? Het gegeven van een relatief kleine tweedimensionale voorstelling van een grote driedimensionale werkelijkheid is op zich een prikkelende gedachte. Een voorstelling roept ook de vraag op naar de ruimte tussen de merkpunten. Is er open ruimte of lintbebouwing? Wat betekent dat voor een postbode, voor de werklui die riolering of internetkabels leggen en voor kinderen die speelkameraadjes zoeken?
Ik zie wat jij niet ziet Hoe lezen je kleuters de foto bovenaan? Zien ze een perceel waar een appartementsblok komt of verwachten ze dat er een huis zal oprijzen? Kunnen ze zich een voorstelling maken van er vroeger op deze plek stond? Je kan nog wat dieper graven met je kleuters. Wat was er eerst, het verdwenen huis of de twee blokken erlangs? … Kennen huizen een levenscyclus zoals mensen? Wanneer verbouwen mensen huizen en wanneer gooit men ze plat? Gebeurt het ook dat huizen in de plaats komen van woonblokken? Als er in het nieuwe blok acht kinderen zouden komen wonen, hoe zouden die dan de buurt errond willen zien? |
Dorp, stad of wijk?
Wat is nu juist het dorp of de stad waar we het over willen hebben? Waar stopt het? Zijn burgemeesters werkelijk de baas en wat doen ze dan? Verschillen ze omdat dorpen door de band kleiner zijn en minder inwoners tellen dan steden? Waar wonen de rijkste en de armste mensen of hangt dat van de wijk af?
Je voelt het, de clichés loeren om de hoek. Tegelijk is nuance aanbrengen en oog hebben voor diversiteit niet evident omdat je daar gauw abstracte begrippen nodig hebt. Dat er in de stad wellicht meer hindoes en mensen die het Nederlands als tweede, derde of vierde taal spreken wonen is voor hen daarom nog niet relevanter dan de vraag waar de meeste kinderen te vinden zijn of hoe het overal zit met de verhouding tussen meisjes en jongens.
Denken je kleuters dat op het platteland mensen elkaar beter kennen? Bestaan er veilige stadswijken? Zijn er doodse dorpen waar veel mensen komen slapen na een hele dag werken of een avond uitgaan in de stad?
Zijn dorpen inwisselbaar?
Werk samen met een andere school in een ander dorp of stad, en laat de kleuters hun landmarks delen. Ga op uitstap bij elkaar. Zoek de gelijkenissen en de verschillen en benoem ze. De gevoelswaarde van het kerkhof in het andere dorp kan voor een kleuter zelfs hoger zijn dan die in het eigen dorp.
Zijn alle dorpen gelijk in de ogen van stedelingen? Geldt het omgekeerde ook: zijn steden doorslagjes van elkaar voor mensen die er niet wonen? Als je op het niveau van een woning of straathoek kijkt, lijken veel dorpen op elkaar, zoals ook steden dat doen. Meer nog, op microniveau zijn veel punten in dorpen en steden inwisselbaar. Je vindt ondertussen bijna in elk dorp wel een appartementsblok en een nachtwinkel en in elke stad een wei.
Kunst
Een bezoek aan de tentoonstelling Dorpelijkheid van het Team Vlaams Bouwmeester in de Ravensteingalerij in Brussel en meer bepaald het werk van architectuur- en landschapsfotograaf Michiel De Cleene inspireerde me tot deze blog. De artiest liet zich op acht plaatsen rondleiden en documenteert de tochten met foto’s en verhalen. Er is ook een fictieve plattegrond waarop alle trajecten door elkaar lopen als was het een metronetwerk. De kunstenaarsblik is niet die van jouw kleuters, maar ook zij zullen de andere kijk naar waarde schatten.
Inspirerend is ook het uitgangspunt, zich overal laten rondleiden door iemand anders. Ook bij jullie zal de kijk op de wijk van de buschauffeur anders zijn dan die van een veearts of een ballonvaarder. Zelf deden de foto’s me spontaan denken aan de fotocollages La Tour de Bruxelles van Éric de Ville die stedelijkheid oproepen. De Ville plant een extra vraag in ons hoofd. Hoe anders zien onze steden eruit in de verschillende seizoenen? Voor onze dorpen zal het niet anders zijn. Het prikkelt je wellicht ook als volwassene of als ouder. Waar hang jij liefst uit?
Laat ook maar Mijn Dorp van Wim Sonneveld horen en Brussel van Johan Verminnen. Wat is zoethout en een cent, kerven en braakland? Hoe zouden jij en je collega’s trouwens jullie wijk bezingen?
De tentoonstelling Dorpelijkheid is verlengd tot 26 april. Ze is maar op een beperkt aantal uren in de week open en te klein om met een hele kleuterklas tegelijk te bezoeken, maar jij kan er zeker inspiratie halen. Zelden zo goed onthaald trouwens op een tentoonstelling een half uur voor sluitingstijd.
Info over foto’s en tentoonstelling en meer
Foto bovenaan van Michiel De Cleene, de fotograaf zelf. Met dank.
https://www.flickr.com/photos/centralasian/5537348264 foto Tour de Bruxelles van Eric de Ville
https://www.vlaamsbouwmeester.be/nl/dorpelijkheid over de tentoonstelling.
Ik schreef deze maand samen met Hans Leinfelder van KU Leuven ook de blog voor Velov, de Vlaamse vereniging voor lerarenopleiders. Geïnspireerd door dezelfde tentoonstelling maken we enkele bredere beschouwingen bij de relatie tussen onderwijs en ruimtelijke ordening. https://www.velov.be/moeten-we-het-op-school-nog-over-dorpen-hebben/
Een gedachte over “Mijn dorp, onze stad”